De ontwikkeling van iemand met het syndroom van down
Ontwikkeling
Eerste levensmaanden In de eerste maanden van het leven van een baby met het syndroom van Down is er behalve een kleine afwijkingen in het uiterlijk vaak niet veel verschil tussen baby's met en zonder het syndroom van Down te merken. Tenzij de baby bijkomende gezondheidsproblemen heeft moet de baby precies hetzelfde verzorgd worden als alle andere baby's. Soms echter zijn baby's met het syndroom van Down veel rustiger dan gemiddeld, ze huilen dan veel minder dan de meeste normale baby's. De tijden waarop de baby gevoed moet worden, moet goed in de gaten gehouden worden, omdat zij soms niet uit zichzelf wakker worden als het tijd is voor de volgende voeding. In dat geval moet de baby wakker gemaakt worden op het moment dat het tijd is voor de voeding. Voeding Soms duurt het langer voordat kinderen met het syndroom van Down hun hoofd op kunnen tillen en voordat ze zich kunnen omrollen. Ook duurt het soms langer voordat baby's met het syndroom van Down leren zuigen en drinken dan normaal. Hierdoor kan het lastig zijn om de baby borstvoeding te geven. Het is echter belangrijk om hierin door te zetten, omdat het erg goed is voor de mondmotoriek van de baby. Hier heeft het kind de rest van zijn leven voordeel van. Vaak ontstaan ook problemen bij de overgang naar vast voedsel. Het duurt lang voordat de kinderen hun tong leren gebruiken op de manier die nodig is voor het eten van vast voedsel. Het eten van vast voedsel wordt nog extra bemoeilijkt doordat het kind vaak een lage spierspanning in de slik- en kauwspieren heeft. Spraak Als normale baby's ongeveer één jaar oud zijn, beginnen zij meestal met praten. Bij baby's met het syndroom van Down duurt het vaak langer voordat zij beginnen te praten. Spraak kan gedurende de rest van het leven van het kind met het syndroom van Down een probleem blijven. Doordat hun tong soms dikker is, terwijl hun mond juist kleiner is en doordat ze verstandelijk gehandicapt zijn, zijn deze kinderen vaak moeilijk te verstaan. Het kan goed zijn om vroeg de hulp van een logopedist in te roepen. Ook kunnen mensen met het syndroom van Down niet altijd onder woorden brengen wat ze denken en voelen. Groei In de groei blijven kinderen met het syndroom van Down achter op hun leeftijdsgenoten zonder het syndroom van Down. Op twee- tot driejarige leeftijd zijn kinderen met het syndroom van Down gemiddeld iets kleiner dan normaal, op zesjarige leeftijd zijn kinderen met het syndroom van Down gemiddeld twaalf centimeter korter dan hun 'normale' leeftijdsgenootjes. Daarnaast neemt het gewicht van kinderen met het syndroom van Down iets minder snel toe dan bij kinderen zonder het syndroom van Down. Het is echter belangrijk dat men niet gaat proberen het gewicht van het kind sneller te laten toenemen. Mensen met het syndroom van Down hebben onder andere door hun geringe lengte en doordat ze vaak weinig aan lichaamsbeweging doen een aanleg voor zwaarlijvigheid. Als op jonge leeftijd de kinderen snel zwaarder moeten worden is de kans dat zij later te dik worden alleen maar groter. Vanwege de verschillen in lengtegroei en gewichtstoename tussen kinderen met het syndroom van Down en kinderen zonder het syndroom van Down zijn er aparte groeicurven gemaakt voor kinderen met het syndroom van Down. Deze kunnen worden aangevraagd op het consultatiebureau. Zo kan men zien of het kind zich, voor een kind met het syndroom van Down, lichamelijk normaal ontwikkelt. Motoriek Vaak hebben kinderen met het syndroom van Down moeite met het ontwikkelen van (fijne) motoriek en met het uitvoeren van gecoördineerde activiteiten. Het duurt langer voordat het kind met steun kan zitten, vervolgens duurt het langer tot het kind zonder steun kan zitten, tot het kind in evenwicht kan blijven, tot het kind kan staan, tot het kind met steun kan lopen, tot het kind zonder steun kan lopen. Het lijkt vaak of het kind steeds op een bepaald niveau blijft steken en elke volgende stap is weer een mijlpaal in zijn ontwikkeling. Reactiesnelheid Ook de reactiesnelheid van kinderen met het syndroom van Down is lager dan normaal. Uit onderzoek is gebleken dat bij mensen met het syndroom van Down het langer duurt voordat een impuls via de zenuwen de hersenen heeft bereikt, en dat het langer duurt voordat een impuls van de hersenen tot een actie leidt. Hierbij moet er ook rekening mee gehouden worden dat het bij kinderen met het syndroom van Down langer duurt voordat impulsen door de hersenen verwerkt zijn, wat inhoud dat het langer duurt voor een impuls herkend wordt als een impuls, voor begrepen wordt wat de impuls inhoudt en voor er besloten is wat de juiste reactie op de impuls is en er een impuls vanuit de hersenen gestuurd wordt. De lage reactiesnelheid heeft tot gevolg dat men vaak denkt dat het kind niet reageert, tenminste niet binnen een periode die wij normaal achten. Het kan echter zijn dat terwijl wij allang met het volgende bezig zijn, een kind met het syndroom van Down het eerste pas heeft verwerkt en daar alsnog op reageert. Verstandelijke ontwikkeling Dat kinderen met het syndroom van Down een achterstand in hun verstandelijke ontwikkeling hebben is algemeen bekend. De mate waarin het kind echt verstandelijk gehandicapt is hangt echter sterk af van het individuele kind en de stimulatie van de ontwikkeling op jonge leeftijd. Gemiddeld genomen ligt het IQ van mensen met het syndroom van Down tussen de 25 en de 60, terwijl bij normale mensen het IQ gemiddeld 100 is. De mate waarin de potentie van het kind benut wordt hangt echter sterk af van de stimulatie die het kind ontvangt. Een kind met het syndroom van Down zal over het algemeen niet uit zichzelf actie gaan ondernemen die zijn verstandelijke ontwikkeling bevordert. Deze taak ligt in de eerste levensjaren voornamelijk bij de ouders, eventueel onder begeleiding van een kinderpsycholoog. Door middel van educatieve spelletjes kan het kind geholpen worden in zijn intellectuele ontwikkeling. Geduld is hierbij noodzakelijk, want het kind zal lang niet altijd begrijpen wat van hem verwacht wordt. Indien het kind niet begrijpt wat er van hem verlangd wordt zal het in veel gevallen noodzakelijk zijn een stap terug te doen. In ieder geval is het belangrijk dat de ouder het kind niet het idee geeft dat deze iets verkeerd doet, omdat dit het zelfvertrouwen van het kind zal schaden. Dit is bij kinderen met het syndroom van Down meer van belang dan bij andere kinderen, omdat ze wellicht sneller het idee hebben dat ze iets niet goed doen en een beschadiging van het zelfvertrouwen heeft een nadelig effect op de algehele ontwikkeling van het kind. |